“Ik moet je eigenlijk wat vertellen.”
“Oh, ja? Nou, vooruit dan maar …”
“Je gaat me vast uitlachen, maar dat wil ik niet.”
“Waarom zou ik je uitlachen? Vertel nou maar.”
“En je hebt vast geen zin in zo’n zwaar onderwerp nu, je bent net uit je werk en zo …”
Man zucht.
“Vertel nou maar wat je te vertellen hebt, want dat doe je uiteindelijk toch wel.”
“Nou, oké. Maar je moet beloven dat je niet gaat lachen.”
“Is goed. Vertel!”
“Ik ben hoogbegaafd.”
Man lacht.
“Ik zei toch dat je me uit ging lachen, je had het nog zo beloofd!”
“Ja, sorry. Trouwens, ik lach je niet uit.”
“Nou, zo voelt het wel!”
“Teer zieltje. Nee, het is alleen … Ik wist het al lang. Je verteld me niks nieuws.”
“Nou ik wist het niet! Je zegt nou eenmaal niet van jezelf ‘ik ben hoogbegaafd’. Tuurlijk weet ik dat ik niet dom ben, maar ik heb zulke domme dingen gedaan dat hoogbegaafd me eigenlijk gewoon geen optie leek.”
Man knikt.
“Waarom knik je?”
“Omdat je me nog steeds niks nieuws hebt verteld. Zoals bijvoorbeeld hoe je hier nu zo ineens mee op de proppen komt.”
“Zelfonderzoek.”
“Wat?”
“Je weet wel, zoeken naar wie je bent en wat je wilt.”
“Daar doe ik niet aan. Beetje te zweverig allemaal.”
“Het is helemaal niet zweverig. Ik heb alleen geen zin om alsmaar tegen allemaal muren aan te blijven lopen.”
“De muren hier zijn anders stevig zat hoor, schat.”
“Jij maakt ook overal grapjes over …”
“Moet ik gaan zitten huilen dan? Het is toch mooi dat je dit nu weet? Kan je lekker een dikke vette streep zetten en intelligente dingen gaan doen!”
Stilte.
“Daar heb je eigenlijk wel gelijk in.”
“Weet ik.”
Vrouw zucht.